‘Kippenvel en plaatsvervangende schaamte’, excuses voor slavernijverleden (Zuid-)Holland

Foto: ANP

GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN - 'Het is on-voor-stel-baar', zegt Jaap Smit, commissaris van de Koning van de provincie Zuid-Holland, als hij het onderzoeksrapport krijgt overhandigd over de rol van zijn voorgangers bij de slavernij. 'Dat mensen dat elkaar konden aandoen.'

De commissaris reageert op het rapport van onderzoeker Karwan Fatah-Black van de Universiteit Leiden. In zijn rapport Geketend voor Hollands Glorie: Slavernij in de geschiedenis van Zuid-Holland blikt hij terug op de rol van (Zuid-)Holland tijdens de slavernij. In de Republiek van de Zeven Provinciën was Holland het grootste, rijkst, sterkst en machtigst. Holland was goed voor bijna 60 procent van de begroting van de hele Republiek.

Holland nam, na het succes van de Verenigde Oostindische Compagne in Azië, het voortouw bij het opzetten van de West-Indische Compagnie (WIC). Die legde zich vanaf de 'Gouden Eeuw' toe op de handel van slaven en hun transport van West-Afrika naar de 'Nieuwe Wereld', de Amerika's.

Rapport mag niet onderin een la verdwijnen

'Het moet hier niet bij blijven', zegt Smit als hij zijn excuses maakt voor zijn voorgangers, 'dit is geen punt maar een komma. We moeten in gesprek met elkaar hoe we kunnen komen tot een gelijkwaardig bestaan voor iedereen, ook de nabestaanden van de tot slaaf gemaakten.' Die zijn in groten getale aanwezig bij de presentatie, donderdag in het Provinciehuis.

'Het is een mooie avond', zegt een dame met Surinaamse roots. 'Het is een mooi begin.' Maar hoe voorkom je dat dit rapport en het vervolg ergens onderin een la verdwijnt, 160 jaar na afschaffing van de slavernij? 'Dat laten we niet meer gebeuren', zegt één van haar gesprekspartners in kleurig traditioneel Surinaams kostuum. 'En anders ga ik het er persoonlijk uithalen!'

Inkomsten uit plantages waren in het begin bedoeld om de oorlog tegen Spanje te financieren. Holland werd in de zeventiende eeuw het politieke centrum voor Europese ondernemers en overheden met koloniale ambities. In de achttiende eeuw verhoogde de hoge opbrengst de status, welvaart en privileges van de elite in Zuid-Holland; het werd geïnvesteerd in nieuwe plantages, buitenplaatsen met exotische siertuinen en in verwerkende industrie. Bestuurders met koloniale ervaring droegen bij terugkeer in Holland bij aan het openbaar bestuur. Stedelijke vertegenwoordigers in de Staten van Holland bemoeiden zich nadrukkelijk met West-Afrika. In 1623 stond op de agenda van de Staten hoe 'het overvoeren van de swarten' van de Portugezen afhandig gemaakt moest worden. Holland liep voorop in het verdedigen van koloniale belangen, zoals bij het neerslaan van slavenopstanden als die in Berbice in 1763. De Staten pleitten voor extra militaire inzet om de plantages te behouden.